Winter
Het bos staat als een feestpaleis,
een feest van wit op parelgrijs!
De winter heeft als groot artiest,
elk takje rijmend afgebiesd;
elk blaadje kreeg een broze rand
van naaldjes, o zo elegant,
en dorre kruiden staan te pralen
in ’t ruige wit als ijskoralen.
de nevel en de vriesnacht bêi
die wrochtten als een witte sprei
van rilde kant, die gans het woud
omvademt en gevangen houdt!
Ik denk, dat wel geen mens begrijpt
hoe of een boom zó schoon berijpt
in één nacht raakt en al zijn twijgen
dat schitterwit kristalkleed krijgen…
O spreekt niet – spreek geen enkel woord!
Ik wil dat niets de stilte verstoort, -
ik wil wel uren zwijgend dwalen
door deze zilverlichte zalen…
Kalix Berna 1950
Voor Hilde Kl. die de sneeuw te mooi vond
vond om er door te lopen.