Paul Hoogenboom

klarinet



Ik wandel langs de wilde baan

waar al die zomerbloemen staan

    en Paultje wandelt mee,

of liever: draaft hetzelfde pad

wel zes keer op en af, en dat 

    doet ook vriendin Jose.

Hun prille aandacht, snel gewekt

als vader weer wat nieuws ontdekt

    zakt even snel weer weg.

De geelgors, die zijn liedje zingt,

die kniptor, die zo grappig springt,

    de winde in de heg,

't pistooltje snorrend rond een bloem,

    en al die namen die ik noem

van wat daar welig bloeit...

er is zo veel! Ik weet dat wel.

Hun leren blijve nog wat spel

    en 't spelen onbesnoeid.

Dan komt, wat ge wel raden kunt

het plasje als vast programmapunt,

    hier lekker geen w.c.!

waardoor het even spannend, wis

   ook ongemeen besmettelijk is,

    dus moet nu ook Jose.

Wat vroege bramen gaan terstond

  in deze of gene kleutermond,

     en op de thuisweg pas

wordt alsnog het veldboeket geplukt

die moeders steeds opnieuw verrukt,

zoals dat immer was.


Geluk is hier: een bloemenwei

met kinders en daarbij

    wat zalig zomerweer,

en daarvan stil genieten dan...

Dit zonnig versje zingt daarvan

   en, simpel, van niets meer.


Aug. 1957