Paul Hoogenboom

klarinet


Vliegenzwam.

 

‘t eerste wat ik mocht ontwaren,

                bontgevlekte vliegenzwam,

toen je uit de dorre blâren

                in het vale herfstlicht kwam,

was je rode kop, met brokken

                van het roze sluiervlies,

dat in gruizels was getrokken,

                toen jij hoog en hoger wies.

 

 

Weldra ging je hoed zich spreiden

                en een smetteloze steel,

glanzend wit, als zuivere zijde,

                schraagde dat volmaakt juweel;

zwijgend stond je zo te pralen

                in de zachte najaarszon,

die zijn zilverblanke stralen

                om jouw pure witheid spon.

 

 

van je koele witte plaatjes

                dauwde ’t levend stof gestaag

’t spinrag-fijne schimmeldraadjes

                barend stofgoud, traag omlaag;

door de lichtste windestromen

                meegevoerd naar overal,

waar het, onder berkenbomen,

leven weer en kiemen zal…

 

 

Dat is alles! – Drie coupletten

                zijn voldoende berkenvriend,

om je beeltnis neer te zetten

                zoals ik die aardig vind…

Maar – wat weet ik van jouw wezen,

                van wat zin geeft aan jouw lot

zwam te zijn, - dat ongelezen,

                ongekend geheim van God?

 

 

1952

 

Vliegenzwam: Amanita muscaria – plaatjeszwam.