Een vroege zon verrast het land
dat aarzelend ontwaakt;
geen enkel blad nog heeft de band
die 't vast omsluit, geslaakt.
Maar geeltjes stoeien tegen 't blauw,
door 't milde licht begroet,
alsof de zon hen zegenen wou
voor zoveel levensmoed.
Dat duidt van 't nieuwe zonnejaar
het allerprilst begin:
Dat botergeel citroentjes - paar
luidt mij de lente in!
1951