Ik dicht zoals ik dichten moet,
en dicht zoals een dichter doet,
wiens eerlijk hart het roert noch raakt
dat dit, dat hij zich graag bij 't zeggen
aan rijm en versvoet vast wil leggen,
vandaag met passie wordt gelaakt.
Ik dicht waarvan ik dichten moet
en dicht het liefst van al het goed
dat, gans alleen een leven waard,
werd in de schepping ons gegeven,
al is 't, dat zo'n verliefd verkleven
eenzijdigheid van ziening baart.
Ik dicht wanneer ik dichten moet
en dicht ook als een tegenvloed
van zeventig maal zeven keer
naar 't altijd heet: urgente zaken,
mij dichten haast onmogelijk maken,
spijts veler raad en soms een sneer.
Ik dicht omdat ik dichten moet
en dicht omdat gedichten zoet
en mooi zijn, zuivrend als muziek,
met klanken wel aaneengeklonken,
als windgeruis, als vure-vonken
en - wijl 'k niet schroom voor romantiek.
Op een zeldzame zomerdag in September
1958