Paul Hoogenboom

klarinet



Hoe zacht vergrijst het zomergroen der bomen

       dat, overrijp en roestig 't eind voorspelt,

Nu avonddomen stil ontstegen komen

       aan 't wijde en lege stoppelveld.


De lucht ligt roerloos - zelfs miniem bewegen

       van 't fijn geveerde lijsterbesseblad

dat m'overhuift, heeft in dit uur niet tegen

       de lichte hemel plaats gehad.


Mocht zoveel rust een wijl' dit hoofd doordringen

dat denkt en denkt en denken moet, aan dingen

       die 't staag bestormen - te vaak zonder plan -

en - late 't lusteloos!....Hoe toch kon ik zingen

van deze rust, als zij tot rust zou dwingen

       dat hoofd, dat dichtend, ik niet missen kan!


1958